Bevel tot terugverhuizing aan alleen met het gezag belaste ouder

Op 15 oktober 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook bij eenhoofdig gezag een grondslag bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag...

Deel dit artikel

Op 15 oktober 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook bij eenhoofdig gezag een grondslag bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken.

In maart/april 2019 is moeder met de dochter van partijen verhuisd naar het buitenland. Moeder was op dat moment alleen belast met het gezag over dochter. De rechtbank belast vader met het gezag en bepaalt dat moeder moet terugverhuizen. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank voor wat betreft het bevel tot terugverhuizen. Het hof overweegt dat moeder op het moment van verhuizen alleen belast was met het gezag over dochter en daarom de bevoegdheid had om zelf de woonplaats van dochter te bepalen.

De Hoge Raad oordeelt echter dat ook bij eenhoofdig gezag een grondslag bestaat om de keuzevrijheid van de met het gezag belaste ouder ten aanzien van de woonplaats van het kind te beperken. Een dergelijke grondslag bestaat wanneer de met het gezag belaste ouder niet voldoet aan de verplichting omgang tussen het kind en de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW). Op grond van artikel 8 EVRM is de rechter in zo’n geval verplicht alle in het gegeven geval gepaste maatregelen te nemen om de met het gezag belaste ouder ertoe te bewegen alsnog medewerking te verlenen aan omgang tussen het kind en de andere ouder. Een verbod aan de met het gezag belaste ouder om te verhuizen, dan wel een bevel aan deze ouder om terug te verhuizen, kan dan een passende maatregel zijn. De Hoge Raad merkt daarbij nog op dat een bevel tot terugverhuizing minder ingrijpend is dan toekenning van het eenhoofdig gezag aan de andere ouder.

Moeder vertrok zonder enig bericht naar het buitenland. Zij verstrekte geen enkele informatie over de verblijfplaats van dochter, waardoor er geen omgang tussen vader en dochter mogelijk was. Moeder voldeed daarmee niet aan de verplichting om omgang tussen dochter en vader te bevorderen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst de zaak terug naar het hof voor verdere behandeling en beslissing.

Voor advies en/of bij vragen kunt u contact opnemen met de medewerkers van de praktijkgroep Personen- en familierecht.