Voor het bepalen waar welke milieuregels gelden, wordt het begrip ‘inrichting’ gebruikt. De ‘inrichting’ is in feite de locatie waar de bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Het is belangrijk dat bekend is waar de grenzen van de inrichting liggen, omdat anders de impact van de activiteiten op de omgeving niet goed kunnen worden bepaald. Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu of het doen van een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer moet dan ook een plattegrond worden gevoegd waarop de begrenzing van de inrichting is aangegeven. Ook moeten bij een aanvraag of melding in de regel onderzoeken worden gevoegd over milieugevolgen die afkomstig zijn vanuit de inrichting bijvoorbeeld over geluid. De hoogste bestuursrechter in milieuzaken, kortweg: de Raad van State, heeft enige tijd geleden een uitspraak gedaan wat de gevolgen zijn voor een omgevingsvergunning milieu als er verschil zit tussen de plattegrond en het akoestisch onderzoek.
Wat was er aan de hand?
Er was een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu ingediend. Deze was voor een bedrijf dat ook werkzaamheden verricht aan bij de kade afgemeerde schepen. volgens de plattegrond die bij de aanvraag was gevoegd behoorden deze afgemeerde schepen niet tot de inrichting. Er was ook een akoestisch onderzoek bij de aanvraag gevoegd. In dit akoestisch onderzoek was ook het geluid betrokken van de werkzaamheden op en aan de bij de kade afgemeerde schepen. Tijdens de werkzaamheden bleef (een deel van) de bemanning aan boord. Deze hotelfunctie bracht ook geluidhinder met zich voor de omwonenden.
In het besluit tot verlening van een omgevingsvergunning milieu was door het college van burgemeester en wethouders uitgegaan van de plattegrond en waren geen voorschriften opgenomen over de geluidhinder als gevolg van de hotelfunctie. Er werd door omwonenden gesteld dat ook deze geluidhinder betrokken moet worden in de beoordeling en dat hierover voorschriften moeten worden gesteld.
Wat zegt de Raad van State?
Het is aan de aanvrager om te bepalen voor welke (veranderingen van de) inrichting hij een vergunning wenst te verkrijgen.
Het college dient op de grondslag van die aanvraag te beoordelen of deze vergunning kan worden verleend. Enerzijds heeft de aanvraag, gelet op de daarin weergegeven begrenzing, geen betrekking op een inrichting waarvan afgemeerde schepen onderdeel uitmaken en anderzijds heeft deze, gelet op de daarin beschreven activiteiten, daarop juist wel betrekking. De aanvraag is daarmee niet eenduidig over de omvang van de inrichting.
Omdat in de omgevingsvergunning is bepaald dat de aanvraag deel uitmaakt van de vergunning, is ook de omgevingsvergunning niet eenduidig over de omvang van de inrichting. De bij de kade afgemeerde schepen behoren volgens de plattegrond niet tot de inrichting, maar het geluid dat afkomstig is (van de werkzaamheden aan) deze schepen is wel betrokken in het akoestisch onderzoek. De motivering van het besluit tot vergunningverlening geeft de vereiste duidelijkheid evenmin. Het ontbreken van duidelijkheid over de begrenzing van de inrichting staat aan een goede beoordeling van de milieugevolgen in de weg.
Het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning milieu is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid. De omgevingsvergunning milieu wordt vernietigd. Het college dient opnieuw op de aanvraag te beslissen.
Lessen voor de praktijk
De uitspraak onderstreept weer dat vergunningverlening zorgvuldig moet gebeuren. Het is belangrijk in de vergunning goed te beschrijven welke activiteiten zijn beoordeeld.
Beoordeel altijd of het echt nodig is de aanvraag tot onderdeel van de vergunning te verklaren. Dat is wettelijk niet verplicht maar het is bij vergunningverleners vaak nog een automatisme.
Beoordeel bij aanvragen en meldingen of de stukken eenduidig zijn over de begrenzing van de inrichting.
Verder lezen
In het onlangs verschenen nummer van JM Jurisprudentie Milieurecht zijn twee commentaren van mij op uitspraken van de Raad van State opgenomen. Een van deze annotaties gaat over de hiervoor besproken uitspraak, deze kunt u hier lezen. De andere annotatie gaat over de mate van zogeheten exceptieve toetsing van algemeen verbindende voorschriften en kunt u hier lezen.
Dit artikel is geschreven door mr. Ernst Plambeck, verbonden aan de praktijkgroep Overheid.