Inleiding
Minister Kaag van Financiën heeft besloten het verstrekken van informatie uit het UBO-register tijdelijk stop te zetten. Dit gebeurt vanwege een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De Tweede Kamer is daar via een brief van de Minister over geïnformeerd. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie is het in strijd met de privacy dat het UBO-register publiek toegankelijk is. Waarom het HvJ EU dat deed en wat de gevolgen zijn voor Nederland, wordt in dit artikel besproken.
Achtergrond UBO-register
De Europese anti-witwasrichtlijn (Richtlijn EU 2015/849 van 20 mei 2015) verplicht alle lidstaten regels op te stellen om de integriteit van het financiële stelsel van de Unie te beschermen. Die regels moeten ondoorzichtige bedrijfs- en financieringsstructuren voorkomen. Met het oog daarop moet een register worden opgesteld met daarin de uiteindelijk begunstigde(n) van een organisatie, de zogeheten Ultimate Beneficial Owner (UBO). Het register moet helpen om criminele activiteiten te voorkomen en de opsporen van onder andere fraude, witwassen en terrorismefinanciering vergemakkelijken.
De gegevens uit het register moeten niet alleen voor de overheid inzichtelijk zijn, maar moeten volgens de anti-witwasrichtlijn toegankelijk zijn voor iedereen. Alleen wanneer uitzonderlijke omstandigheden zich aandienen, zoals een onevenredig risico op fraude, ontvoering of andersoortig geweld, kan de openbaarmaking worden beperkt.
In Nederland kan iedereen (tegen betaling) toegang krijgen tot informatie over UBO’s van juridische entiteiten. Het UBO-register wordt beheerd door de Kamer van Koophandel.
Tegen de openbaarmaking van persoonlijke gegevens van UBO’s bestaan al langer bezwaren. Stichting Privacy First spande daarover al een rechtszaak aan. De rechtbank vond de inhoudelijke kritiek op het openbare deel van het UBO-register aannemelijk, maar stelde – anders dan gevorderd – geen vragen aan de Europese rechter. De reden daarvoor was dat een Luxemburgse rechtbank al vergelijkbare vragen had gesteld aan het Europese Hof van Justitie, zogeheten prejudiciële vragen. In afwachting van het arrest van het Europese Hof van Justitie was door de Tweede Kamer al besloten om voorlopig geen boetes op te leggen aan organisaties die hun UBO nog niet hadden ingeschreven. Naar het arrest werd dus al met de nodige spanning uitgekeken.
Arrest Hof van Justitie van de Europese Unie
Het arrest van het Hof van Justitie van Europa van 22 november 2022 vormt de beantwoording van de prejudiciële vragen van de Luxemburgse rechter. Bij het Hof van Justitie van de Europese Unie lag de vraag voor of de openbare toegang tot het UBO-register in strijd is met de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze artikelen zien op de bescherming van de privacy en persoonsgegevens.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie beantwoordt die vraag bevestigend. Volgens het Hof is de “bedoelde toegang van de leden van de bevolking tot informatie over uiteindelijk begunstigden een ernstige inmenging in de artikelen 7 en 8 van [de in] het Handvest gewaarborgde grondrechten”.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie komt tot die conclusie omdat de toegang tot de persoonsgegevens voor een onbeperkt aantal personen mogelijk is en de persoonsgegevens bovendien gemakkelijk via internet kunnen worden geraadpleegd. Bovendien kunnen de persoonsgegevens niet alleen vrijelijk worden geraadpleegd, maar ook worden opgeslagen en verspreid.
Het feit dat sprake is van een inmenging in grondrechten, betekent op zichzelf nog niet dat die inmenging onrechtmatig is. Er kan namelijk een rechtvaardiging voor de inmenging bestaan. Het is mogelijk van grondrechten ‘af te wijken’ (‘inmenging’) als dat met goede redenen en voldoende waarborgen gebeurt. De afwijking moet noodzakelijk en evenredig zijn.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelt dat er geen rechtvaardiging bestaat om de gegevens uit het UBO-register voor iedereen toegankelijk te maken. In de anti-witwasrichtlijn is niet voldoende rekening gehouden met de bescherming van de privacy, omdat het UBO-register door eenieder te raadplegen is en de informatie uit het UBO-register verspreid kan worden. Daarmee is de inmenging in grondrechten niet beperkt tot wat strikt noodzakelijk is en niet evenredig met het nagestreefde doel. Voor het algemene doel van het voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme is die openstelling niet noodzakelijk. Het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt daarom dat de bepaling die lidstaten verplicht tot het bijhouden van een openbaar register ongeldig is.
Gevolgen Nederland
Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie is in de eerste plaats gericht aan de Europese Commissie, als wetgever van de anti-witwasrichtlijn. De Europese Commissie gaat zich op de gevolgen van het arrest oriënteren.
Omdat het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie ging over een Luxemburgse situatie, moet eerst worden beoordeeld wat de gevolgen zijn voor Nederland. Een verschil is bijvoorbeeld dat in het openbare deel van het UBO-register in Luxemburg meer persoonsgegevens staan opgenomen dan in Nederland. In Luxemburg zijn ook de geboortedag en -plaats, het volledige privé- of zakelijke adres en het Luxemburgse of buitenlandse BSN openbaar.
Tegelijkertijd is het arrest kritisch over de Europese anti-witwasrichtlijn, die ook ten grondslag ligt aan het Nederlandse UBO-register. Daarom is het arrest ook van belang voor het Nederlandse UBO-register. Algemene toegang tot het openbare deel is waarschijnlijk ook in Nederland in strijd met de Europese grondrechten. De Minister is momenteel bezig om de gevolgen voor de Nederlandse situatie te beoordelen. In de tussentijd kiest de Minister ervoor om de informatieverstrekking uit het UBO-register voorlopig stop te zetten. Overigens betekent dit niet dat de inschrijfplicht ook is opgeschort. Bedrijven dienen hun uiteindelijk begunstigde nog altijd in te schrijven in het UBO-register.
Dit nieuwsbericht is geschreven door Jelmer Maarsen en Henk-Jan Ligtenberg.