Verbod op verpandingsverboden

Op 29 mei 2020 is het ‘Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden’ bij de Tweede Kamer ingediend. Wat houdt het voorstel in en wat is de achterliggende gedachte?...

Deel dit artikel

Op 29 mei 2020 is het ‘Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden’ bij de Tweede Kamer ingediend. Wat houdt het voorstel in en wat is de achterliggende gedachte? In deze bijdrage praten we u bij.

Financierbaarheid van ondernemingen

Op basis van contractsvrijheid kunnen partijen afspraken met elkaar maken over de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van vorderingen. Zo kan overdracht of verpanding van vorderingen worden uitgesloten of verboden. Grote ondernemingen hebben dit vaak standaard in de algemene voorwaarden staan omdat zij niet geconfronteerd willen worden met een andere dan hun oorspronkelijke schuldeiser en omdat zij behoefte hebben aan een eenduidig betalingsadres.

Ter illustratie: een houthandelaar verkoopt een partij hout aan een aannemer. De houthandelaar krijgt een geldvordering op de aannemer. De aannemer moet immers betalen voor zijn aankoop. Als in het contract tussen de houthandelaar en de aannemer (of in de algemene voorwaarden) een verpandingsverbod is opgenomen ten gunste van de aannemer, is de vordering van de houthandelaar op de aannemer niet verpandbaar. De aannemer kan dus niet ineens met een pandhouder als nieuwe schuldeiser worden geconfronteerd.

Het gebruik van verpandingsverboden, raakt niet alleen contractspartijen, maar heeft ook invloed op de bereidwilligheid van financiers om krediet te verstrekken aan ondernemingen. Een financier wil namelijk zekerheid voor de terugbetaling van het door haar verstrekte krediet. Die zekerheid wordt vaak verkregen door een pandrecht te vestigen op de debiteurenportefeuille van de kredietnemer. Als achteraf blijkt dat de verpandbaarheid van (een gedeelte van) deze debiteurenportefeuille contractueel is uitgesloten, beschikt de financier over minder dekking voor haar krediet dan waar zij vanuit ging. De bereidheid van financiers om ondernemingen op basis daarvan te financieren neemt daardoor af.

Lobby

Onder aanvoering van enkele lobbyorganisaties, waaronder de Nederlandse Vereniging van Banken en de Factoring & Asset Based Financing Association Netherlands, heeft de wetgever besloten de hierboven genoemde praktijk aan te pakken. Dat heeft geresulteerd in het Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden. Het doel van het wetsvoorstel is om met een verbod op een verpandingsverbod (een verbod op een verbod dus) ervoor te zorgen dat meer geldvorderingen kunnen worden ingezet als dekking voor kredietverlening. Een extra reden voor de wetgever om het gebruik van verpandingsverboden te willen aanpakken, is dat landen als Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk inmiddels al een vergelijkbaar verpandingsverbod kennen. Zolang Nederland niet meegaat is feitelijk sprake van een verstoring van het level-playing-field ten nadele van het Nederlandse bedrijfsleven. Naar schatting van de lobbyorganisaties kan de aanpassing leiden tot een extra kredietruimte van bijna 1 miljard euro.

Artikel 3:83 BW

De bedoeling is dat het verpandingsverbod in artikel 3:83 BW wordt ingevoegd. In een nieuw lid 3 zal worden bepaald dat uitsluiting van de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van een geldvordering op naam die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf niet meer mogelijk is. In de praktijk gaat het dus om ‘zakelijke geldvorderingen tussen ondernemingen die zijn ontstaan in het reguliere handelsverkeer’ (zoals volgt uit de toelichting bij het wetsvoorstel). Wordt wél zo’n beding gesloten, dan is dat beding nietig.

Curatoren

Een punt van kritiek op het wetsvoorstel komt vanuit de hoek van curatoren. Zij voorzien dat door het opheffen van het verpandingsverbod meer lege boedels zullen ontstaan. Waar als gevolg van verpandingsverboden er nog wel eens (niet-verpande) debiteurenvorderingen de faillissementsboedel invloeien, zal dat straks – als het wetsvoorstel wordt goedgekeurd – niet meer het geval zijn. Het gevolg daarvan is niet alleen dat een faillissementssituatie vaak nog nadeliger zal uitpakken voor de overige schuldeisers, maar ook dat er in veel gevallen onvoldoende gelden beschikbaar zullen zijn voor betaling van het salaris van de curator. De strekking van een verpandingsverbod is echter niet om de boedel te voorzien van middelen voor het betalen van curatorensalaris, zodat dit punt van kritiek niet los kan worden gezien van de grotere (en reeds lang lopende) discussie over de lege boedel problematiek.

Tot slot

De bedoeling van het wetsvoorstel is helder. Beoogd wordt om met het verbod op verpandingsverboden de financierbaarheid van ondernemingen te laten toenemen. Echter, voordat het wetsvoorstel is goedgekeurd, zal er nog de nodige tijd verstrijken. Vooralsnog is de Tweede Kamer aan zet.

Deze bijdrage is geschreven door mr. Gerben Plomp, lid van de praktijkgroepen Ondernemingsrecht en Arbeidsrecht.

Geschreven door:
No data was found